dinsdag 22 april 2008

Eerste stage {1}, begin.

Ik ben begonnen met mijn eerste stage.
Loop nu stage op een kinderdagverblijf:
Bij een groep waar kinderen van 1,5 jaar tot en met 4 jaar zitten.
In totaal ga ik er 10 weken stage lopen, 28 uur per week.
Dit is mijn tweede week!
Tot nu toe vind ik het erg leuk en leerzaam.
Leer er redelijk veel maar dat komt o.a.
omdat ik nog nooit met kinderen heb gewerkt.
Heb voor het eerst een kind verschoond, wat wel een leuke ervaring was,
maar moet het nog wel wat vaker doen om het onder de knie te krijgen.
Ben nieuwsgierig hoe de rest van de weken verlopen.
Dat ga ik wel ondervinden!

woensdag 9 april 2008

Dieren, Boe!



Er staan twee koeien in de wei.
Zegt de een “Boe”.

Vraagt de andere:
“Moet ik nou schrikken?”.

Bezemsteel

Materiaal:
o
Schaar
o Meetlat
o Per kind 1 satéstokje
o Bruine raffia
o Wit touw
o Evt. Donker bruine plakkaatverf


Voorbereiding.

* Satéstokje(s) inkopen óf vast klaarleggen
* Meetlatten - scharen inkopen óf vast klaarleggen
* Raffia en wit touw inkopen óf vast klaarleggen
* Evt. Donkere bruine plakkaatverf

Beschrijving.
Om de bezemsteel te maken neem je het satéstokje en de raffia en het witte touw. Je begint met het raffia op ongeveer gelijke lengtes af te knippen. Lengtes van ongeveer 10 centimeter.
Dan maak je een lus in je touw en doet die lus rond je satéstokje op ongeveer een drie centimeter van de scherpe punt. (je kan deze ook afknippen.) Dan neem je de raffia en legt die rond het stokje op het touw. Dan wikkel je het touw een vijftal keren rond de raffia en bind het touw dan vast. Als het raffia goed vastzit, knip je het touw af en je bezemsteel is klaar. Je kan de steel eventueel bruin schilderen om een mooier contrast te krijgen.



Voorbeeld

Winter: Schaatsen.

Ik heb schaatsen, nieuwe schaatsen.
Kijk, ik trek ze aan.
Ik heb schaatsen, nieuwe schaatsen.
Ik kan er al op staan!

Links - rechts - links - rechts.
Wat een fijn gevoel.
Links - rechts - links - rechts.
Ik leer het achter een oude stoel.

Ik kan schaatsen, heel goed schaatsen.
Ik kon het al heel gauw.
Ik kan schaatsen, heel goed schaatsen.
Kijk....! Pats, boem, kraak, au...

Li-i-nks, re-e-echts, li-inks, re-e-echts.
Ik een blauwe bips.
Li-i-nks, re-e-echts, li-inks, re-e-echts.
En de stoelpoot in het gips.

Peuter: Zie ginds komt de stoomboot.

Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan,
hij brengt ons Sint Nicolaas ik zie hem al staan.
Hoe huppelt zijn paardje het dek op en neer,

Hoe waaien de wimpels al heen en alweer.

Zijn knecht staat te lachen, en roept ons reeds toe.

Wie zoet is krijgt lekkers wie stout is de roe.

Ach lieve Sint Nicolaas ach kom ook bij mij,

en rij toch ons huisje niet stilletjes voorbij.

Kinderen, Auto’s snel achter elkaar.

Jantje zegt tegen Klaas:
“Zeg eens heel snel achter elkaar:
auto, auto, auto..”.

Klaas probeert het: “Auto, auto, auto, pfff…”.
Jantje zegt dat hij het beter kan en roept: “File!”.

Bpv

In dit label komen allerlei teksten / verhalen over stage.
Dit kan variëren van verslagen wat ik beleef en hoe ik de stage
ervaar tot aan werkjes óf activiteiten die ik heb gedaan.
Ik probeer het zo goed mogelijk bij te houden
zodat het voor iedereen die dit leest duidelijk en te volgen is.


dinsdag 8 april 2008

Ziek: Prik!

Prik!
Ik? Ik?
Bang voor een prik?
Helemaal niet!
Wat denk je wel?
Ik huil niet om zo'n klein
gaatje in mijn vel!

Ik? Ik?
Geef maar die prik!
Want dan krijg ik
ook een pleister
en een glaasje
limonade met prik, prik.

Herfst: Het regent eikels en kastanjes

Het regent eikels en kastanjes,
kijk ze vliegen in het rond.
Hier en daar strooien de bomen,
beukennootjes op de grond.

Je ziet de paddestoelen groeien,
blaadjes worden geel of bruin.
Ganzen vliegen naar het zuiden,
en ‘t wordt steeds kouder in de tuin.

Een boom verliest zijn laatste blaadjes,
de koeien blijven in de stal.
Het is of alles wil vertellen,
dat het winter worden zal.

Peuter: De zak van sinterklaas

De zak van sinterklaas, sinterklaas, sinterklaas

De zak van sinterklaas, o jongens jongens het is zo’n baas.

Daar stopt hij, daar stopt hij
Daar stopt hij blij van zin

De hele, de hele wereld in.

De zak van sinterklaas, sinterklaas, sinterklaas

De zak van sinterklaas, o jongens jongens het is zo’n baas.

Hij is voor groot en klein, groot en klein, groot en klein.

Hij is voor groot en klein voorzien, voorzien van marsepein.

En bergen en bergen en begrgen, suikergoed.

Zo lekker, zo lekker, zo lekker en zo zoet.

Hij is voor groot en klein, groot en klein, groot en klein.

Hij is voor groot en klein voorzien van marsepein.

Diabetes bij kinderen

Diabetes (suikerziekte) is een aandoening waarbij de hoeveelheid glucose in het bloed (de bloedsuikerspiegel) te hoog is. Er zijn verschillende vormen van diabetes: Diabetes type 1 en diabetes type 2. Kinderen met diabetes hebben meestal diabetes type 1. Ook diabetes type 2 komt echter steeds meer voor bij kinderen.

Oorzaak.
De meeste kinderen met diabetes hebben diabetes type 1. Bij mensen met diabetes type 1 maakt de alvleesklier vrijwel geen insuline meer aan. Insuline is een hormoon dat ervoor zorgt dat glucose (suiker) vanuit het bloed in de cellen van het lichaam kan worden opgenomen. Het tekort aan insuline leidt daarom tot een overschot glucose in het bloed (hyperglykemie) en een tekort aan glucose in de cellen van het lichaam. Hoe komt dat de alvleesklier bij mensen met diabetes type 1 geen insuline meer aanmaakt, is onbekend. Wel is duidelijk dat er sprake is van een auto-immuunziekte. Hierbij valt het afweersysteem lichaamseigencellen aan; in dit geval de gebiedjes in de alvleesklier die insuline produceren (de eilandjes van Langerhans). De aanleg hiervoor kan erfelijk bepaald zijn.

Diabetes type 2 (vroeger ook ouderdomsdiabetes genoemd) komt steeds vaker ook bij kinderen voor. Bij diabetes type 2 zijn de lichaamscellen ongevoeliger geworden voor insuline eventueel in combinatie met een verminderde aanmaak van insuline in de alvleesklier. Overgewicht en een tekort aan lichaamsbeweging spelen een rol bij het ontstaan van dit type diabetes.

Verschijnselen.
Veel voorkomende verschijnselen van diabetes type 1 bij kinderen zijn:
- Aanhoudende dorst en honger hebben
- Veel moeten plassen (vaak ook 's nachts)
- Afvallen
- Sterke vermoeidheid

De verschijnselen ontstaan in korte tijd, meestal binnen enkele weken.

Diagnose.
De diagnose diabetes wordt gesteld aan de hand van de verschijnselen en bloedonderzoeken waarbij de hoeveelheid glucose in het bloed wordt bepaald!

Prognose.
Kinderen met diabetes type 1 kunnen mits zij hun voeding, lichamelijke activiteit en toegediende insuline goed op elkaar afstemmen en een normaal leven leiden. Diabetes kan leiden tot complicaties bij diabetes. Er word veel onderzoek gedaan naar nieuwe mogelijkheden om diabetes te voorkomen en te behandelen.

Complicaties bij diabetes:
o Hypoglykemie (te laag bloedsuikergehalte)
o Hyperglykemie (te hoog bloedsuikergehalte)
o Netvliesproblemen (diabetische retinopathie)
o Zenuwaandoeningen (diabetische neuropathie)
o Voetproblemen (diabetische voet)
o Problemen rondom zwangerschap en bevalling
o Nieraandoeningen (diabetische nefropathie)
o Hart- en vaatziekten


Schommelende waarden.
De behandeling van diabetes is gericht op het krijgen en houden van een bloedglucose tussen 4 en 10 mmol/l. Dat is moeilijk bij kinderen, want zij hebben vaak een erg schommelende bloedglucose. Dat komt doordat ze veel energie (= glucose) verbruiken op verschillende momenten: ze zijn in de groei. Ook (niet) eten, spelen, sporten en andere inspanningen zijn van invloed. Daarom is het meten van de bloedglucose heel belangrijk. Het is goed een dagboekje bij te houden. Zo leert men hoe het kind in verschillende situaties reageert.

Bang voor hypo's.
Men is bang voor hypo's van het kind. Vooral 's nachts. Nachtelijke hypo's kunnen ontstaan door een te hoge dosis insuline voor het naar bed gaan of een zware middag- of avondinspanning. Het beste kan voor het naar bed gaan de bloedglucose gemeten sorden.
Als het kind onder de 8 mmol/l zit, moet hij iets extra's te eten hebben. Meet bij twijfel 's nachts nog een keer. Krijgt het kind een hypo, moet hem glucose in de vorm van honing, druivensuiker of limonade gegeven worden.

Spelen.
Kinderen bewegen veel. Sporten of spelen heeft invloed op de bloedglucose. De insuline wordt beter opgenomen en het verlaagt de bloedglucose omdat de spieren meer energie gebruiken. Het beste is voor het sporten het kind extra te laten eten en een tussendoortje meegeven. Eventueel in overleg met een arts kan de insulinedosis worden verlaagd. Na het sporten moet er een extra controle bij het kind gedaan worden, want het effect van een inspanning kan nog vele uren doorwerken.

Opgave.
Een kind met diabetes is een hele opgave. Een diabetesverpleegkundige, een kinderarts, een diëtist; ze helpen hier allemaal bij. Zover ze dit kunnen, ze geven geen vaste regels want elk kind is uniek.

Bronnen, klik hier en hier.

maandag 7 april 2008

Peuter: Kling klokje kling.


Kling klokje klingelingeling, kling klokje kling.
Kerstfeest is gekomen, kaarsjes in de bomen,
Kaarsjes hier en overal die ik straks branden zal.
Kling klokje klingelingeling, kling klokje kling.

Vuurpijl

Dit heb je nodig:
- W
c-rolletjes
- Verf
- Schaar
- Lijm
- Gekleurd papier
- Satéprikker
- Keukenpapier / watten


Beschrijving.

Leuk voor rondom oud en nieuw, maar het kan natuurlijk ook een raket voorstellen. Dit is ook leuk als traktatie, daarom onder het kopje 'traktaties'. Want in deze vuurpijl (evt. raket) kunnen dingen óf snoep worden ingestopt. De wc-rol kan geverft worden of met papier worden omgeplakt waarna er sterretjes opgeplakt kan worden. Je maakt een cirkel, deze kan ingekleurd worden. De cirkel word ingeknipt tot aan het midden. Dit word iets over elkaar heen getrokken, het is dan eigenlijk een soort chineeshoedje! Het hoedje word bevestigd aan één van de uiteinden van het wc-rolletje. Dan word de satéprikker in de wc-rol (aan de kant waar het nog open is). Hierna word de traktatie erin gestopt gevolg door een stukje keukenpapier of watten, wat in het rolletje word geduwd.

School, Niet alleen.

Meester:
“Ik begrijp niet hoe iemand in zijn eentje
zoveel fouten in zijn huiswerk kan maken”.

Leerling:
“Ik was niet alleen, meneer.
Mijn vader heeft me geholpen.


Wollen pompon

Materiaal:
o
Wol
o Karton
o Schaar
o Ronde vorm met een doorsnede
van minimum 8 cm
o Potlood


Voorbereiding.
* Potloden aanschaffen voor elk kind een

* Per groepje één schaar
* Verschillende kleuren wol aanschaffen
* Ronde vormen van te voren al klaar:
Je neemt je karton voor je en tekent daar twee cirkels op. Deze twee cirkels knip je uit en je maakt in het midden van de cirkels een gaatje van ongeveer een twee à drie centimeter. Als je een grote cirkel hebt, dan mag je gaatje in het midden groter zijn.

Beschrijving.
Dan worden er twee kartonnen cirkels op elkaar gelegd en neem je de wol. Je maakt van de wol een bolletje dat door het gaatje kan. Dan neem je het begin van het touwtje en maakt dat vast.

Als het touwtje vastzit kan het touw rond de kartonnetjes gedraaid worden. Er moet voor gezord worden het eerste laagje wol, mooi aan elkaar aansluit zodat er geen karton meer te zien is. Als de wol op is, kan er een nieuwe kleur genomen worden of met dezelfde kleur verder gegaan. Zo gaat het verder tot het gaatje bijna dicht is er moet i.i.g. vier lagen met wol bedekt zijn. is totdat je zeker vier lagen wol hebt.



Als je
genoeg wol rond het karton hebt gedraaid, dan neem je een schaar en knip je tussen de twee kartonnetjes je touw door. Dan neem je een kleiner touwtje en steek je dat tussen de twee kartonnetjes en knoopt het vast. Er moet hard genoeg getrokken worden zodat de wol niet kan loskomen. Dan worden de kartonnetjes eraf gehaald.


Voorbeeld

Weer: Regen

Regen, regen, regen
'k ben voor jou niet bang.
Ik kan er heus wel tegen,
ga gerust je gang!



Spet je dikke droppen,
maar gerust in 't rond.
Maak maar grote plassen
op de moddergrond.


Zelfs je ergste buien,
duren toch niet lang.
Regen, regen, regen
ga gerust je gang!

donderdag 3 april 2008

Titel: Dieren, Honden in de woestijn.

Twee honden zijn verdwaald in de woestijn.

Zegt de ene tegen de ander:
"Als we niet heel snel een boom tegenkomen,
doe ik het in mijn broek”.

Peuter: Sinterklaas kapoentje.


Sinterklaas kapoentje.
Gooi wat in mijn schoentje.
Gooi wat in mijn laarsje.
Dank u sinterklaasje.

Hoofdluizen

Voorkomen, behandelen en uitroeien!
Door hun snelle voortplanting en hun vlotte beweeglijkheid is een besmetting met hoofdluis vroeg of laat ook weggelegd voor elk kind. Soms is het zelfs zo erg dat men echt over een epidemie moet spreken.

Wat is de hoofdluis?
Hoofdluizen zijn parasieten die op de hoofdhuid voorkomen. In tegenstelling tot wat men veel denkt is besmet zijn met hoofdluizen niet het resultaat van een gebrekkige hygiëne, integendeel: de hoofdluis vindt droge haren zelfs aangenamer omdat het er veel vlotter kan in klimmen dan vettig, niet gewassen haar. Daar hoofdluizen / parasieten zijn, gebruiken ze ons bloed om te overleven. Het zijn dan ook die bijtplaatsen die enorm gaan jeuken.


Hoe kan men hoofdluizen krijgen?

Hoofdluizen kunnen niet springen, zwemmen of vliegen maar zijn verduiveld snel. Bij het minste contact tussen twee personen of kleren, kan de hoofdluis al van slachtoffer wisselen. Elke luis produceert meer dan 5 neten per dag en deze neten zijn na 10 dagen al geslachtsrijp. Je kan dus al vlug van een epidemie spreken.

Hoe kan je hoofdluizen behandelen?
Er zijn twee grote opgaven in de bestrijding van hoofdluizen: de omgeving ontsmetten en de personen ontluizen.


Hoe moet je personen ontluizen?

Voor de personen te ontluizen kan men kiezen voor een chemische behandeling met bijv. een luizenshampoo, lotion, spray,… Er zijn wel enkele nadelen verbonden aan deze chemische oplossingen:
o Kan niet gebruikt worden bij zwangere vrouwen, borstvoedende vrouwen of kleine kinderen
o Zwangere vrouwen of borstvoedende vrouwen mogen best volledig niet in contact komen met de chemische bestrijdingsmiddelen.
o Sommige luizenstammen zijn resistent geworden tegen deze behandeling

Wil je toch het arbeidsintensieve kamwerk vermijden, vraag dan aan je arts of apotheker of je een bepaalde chemische bestrijding kan gebruiken.
Een andere keuze kan bestaan uit het gebruik van een luizenkam. Het gebruik van de luizenkam kan best enkele malen per week herhaald worden tot je merkt dat alle luizen verwijderd zijn. Hoe ga je te werk?
- Maak de hoofdhuid nat en breng een crèmespoeling aan ( lost de kleefstof op waar de hoofdluizen zich met vasthouden ).
- Werk het haar systematisch af: van links naar rechts en leg evt. nog niet gekamd haar opzij d.m.v. een haarklemmetje.
- Begin steeds strak aan de hoofdhuid en hou het haar zo strak mogelijk.
- Gebruik een speciaal gaasje over de kam of was de kam regelmatig uit ( lees hiervoor de bijsluiter of vraag raad bij het aankooppunt )
- Gebruik bij voorkeur ook een witte luizenkam. De evt. luizen zijn hierop beter zichtbaar.
Controleer d.m.v. een wit papier onder de kamrichting te leggen of er nog luizen aanwezig zijn.


Hoe kan je de omgeving weer luisvrij maken?

Daar de luis zich vrij makkelijk kan nestelen in kleding, beren, kussens, zetels,… moeten deze heel grondig ontluist worden. Dit doe je door:
o Alle bedgoed en kleren te wassen en dit het liefst op 60° of meer
o Plaats alle niet-wasbare stoffen in een afgesloten plastiek zak voor minimum één week of leg deze 1 dag in de vriezer.
o Stofzuig zetels, gordijnen en dergelijke zo krachtig mogelijk.
o Vermijd de eerste week contact met niet afwasbare stukken. Een hoofdluis overleeft max. 3 dagen zonder voeding ( in de luis haar geval dus bloed ).

Wanneer een dokter raadplegen?
Normaal is het niet nodig een dokter te raadplegen bij een luisbesmetting maar als er hoofdwondjes ontstaan door het krabben, is een bezoekje wel aan te raden.


Wat als de plaag niet over gaat?

Het kan best zijn dat een luizenplaag niet van de eerste maal uit te roeien is. Dit kan te wijten zijn aan het verschuilen van de luis in moeilijk reinigbare materialen of door nog steeds besmette personen. De enige echte remedie tegen een luizenplaag is open communicatie naar het school, sportclub en dergelijke toe. Het is pas als iedereen zijn eigen kroost en of omgeving onder handen neemt dat de epidemie kan bezworen worden.

Als slot willen we er nogmaals op drukken dat een luizenbesmetting niet afkomstig is vanuit een slechte hygiëne want het is net deze opvatting die zorgt voor een rem bij het uitroeien van de luizen. Bron, klik hier.

Herfst: Slak

Lange, lange, langzaamaan
Heeft geen pootjes om te staan
Heeft een huisje op zijn rug,
Hoeft niet haastig, hoeft niet vlug.
Langzaam glijdt hij langs een takje,
Weet je 't al?
Het is een ....(slakje).

Het heeft een huisje op zijn rug,
Daarom loopt het niet zo vlug.
't Kruipt langzaam over straat,
Ik denk dat je het nu wel raadt...

Dieren, Koe te water.

Hoe haal je een koe uit de sloot?



Antwoord: Kletsnat.

Zingen met een baby of kindje!

Zingen zit in de menselijke genen! Wie kent er nu niet het goed gevoel dat je krijgt als je meebrult met een radiohit of alles uit de kast haalt op een verjaardagsfeestje? Voor baby's en kindjes is het net zo: muziek en zang maakt hen blij, bovendien leren ze zo gemakkelijker.

Waarom is zingen goed voor de ontwikkeling?
Zingen en muziek geven het kind een gevoel voor taal en ritme mee. Tijdens het zingen leert de baby bijv. klanken te herkennen en woorden met voorwerpen te associëren. Voor de iets oudere kindjes is het leuk om kleine zinnetjes te vormen, bepaalde woorden samen te voegen en te rijmen. Belangrijk is wel het gebruik van echte woordenschat. In het begin begrijpt de baby de woordjes niet altijd en zal hij zich eerder beperken tot het imiteren van de geluiden. Klanknabootsingen zijn natuurlijk wel van harte welkom in liedjes: tuut, kwaak, woef, miauw... Het zijn de vervangende woordjes die je moet vermijden: een auto is geen tuuttuut, een bel is geen ding-dong...

Het ritme op zich kan helpen om verschillende emoties die het kind heeft op een goede manier te uiten en de scherpe randjes te laten verdwijnen. Ook het dansen op verschillende ritmes is een goede manier om de grenzen van zijn of haar lichaam te ontdekken. Evenwicht en motorische vaardigheden worden bij het dansen aardig op de proef gesteld: huppelen, handjes klappen, beide armpjes in de lucht, knietjes optrekken... Allemaal dingen die niet zo vanzelfsprekend zijn voor onze kleintjes en die ze langzaam moeten leren.

Waar en wanneer kan je zingen met een baby?
Dat is nu het leuke aan zingen met een baby: je kan het overal en gelijk wanneer doen. Oke, je moet niet direct luid gaan improviseren in een winkelcentrum, maar zachtjes een kinderliedje prevelen terwijl je achter de buggy loopt, kan perfect. Pin je ook niet enkel vast op bestaande liedjes. Het is niet altijd mogelijk om een kinderliedjesboek of prints van kinderliedjes mee te nemen of te doorbladeren. Laat je als ouder / verzorger daarom inspireren door het moment zelf: zie je een grote rode rok, zing dan over een grote rode rok. Zie je een gele auto die luid toetert, zing dan over de gele auto die heel luid 'tuut!tuut!' roept.

Andere momenten zijn eenvoudiger voor mensen die niet al te zeker zijn over hun stemgeluid:

o Net voor het slapen gaan (slaap, kindje slaap)
o Tijdens het baden (spish, splash, spletter, het eendje vindt dit lekker)
o Bij het eten (er stond een treintje met één wagonnetje voor papa, één wagonnetje voor mama en één wagonnetje voor de baby's naam)

Etaleer je danskunsten met je baby!
Op het eerste zicht is dit misschien een rare gedachte, maar het gevoel dat je krijgt van dansen, kan je ook aan je baby doorgeven. Maak je baby aan het lachen en schetteren met vrolijke draaibewegingen, kom tot rust met lichte heupbewegingen...

Dansen met een kind of baby is ook een leuk intermezzo als je al enkele uren aan het huishouden werkt of net thuis komt van een zware dag op kantoor. Vijf minuutjes ronddraaien zal jou en een baby of kindje de nodige afleiding bezorgen om daarna te starten met de volgende taak, al dan niet met het kindje zelf.

Zingen als afleiding.
Zingen kan gebruikt worden als afleiding als je het kind eventjes op andere gedachten wil krijgen. Dit is vooral handig bij volgende situaties:
- De baby moet rustig worden.
- Het slapen wil niet zo vlotten.
- De baby heeft last van enkele lichamelijke kwaaltjes zoals het krijgen van tandjes of is lichtjes ziek.
- Bij het baden


Zingen heeft enkel voordelen zoals je leest. Maar let er wel even op in welke stemming het kindje of de baby zich bevindt. Als het al een vermoeiende dag achter de rug heeft en naar het einde van de dag begint te verlangen, begin dan niet wild rond met hem of haar te dansen of luid te zingen. Is het kindje net een half uurtje wakker, dan zal een slaapliedje ook zijn effect missen.


Bron, klik hier.

woensdag 2 april 2008

Algemeen, Bus



Zit een man op de bus te wachten.

Zegt de buschauffeur:
He, kom daar eens vanaf
!

Peuter: Oh denneboom.



Oh denneboom, oh denneboom.
Wat zijn je takken wonderschoon.
Ik heb je laatst in het bos zien staan.
Toen had je nog geen lichtjes aan.
Oh denneboom, oh denneboom.
Wat zijn je takken wonderschoon.

Huilbaby's

Huilen bij baby’s.
Normaal heeft huilen een functie, om aan te geven dat er iets mis is. Vooral bij baby’s zijn de mogelijkheden tot communiceren beperkt.

Huilen geeft dus aan dat er iets mis is, dat kan zijn:
o Honger hebben
- Eerst zachtjes jammeren en daarna langzaamaan harder huilen.
o Moe zijn.
o Te warm of te koud hebben.
o Nat zijn.
o Eenzaam voelen - Plotseling en hard huilen.
o Frustratie of angst
- Plotseling en hard huilen.
Naarmate het kind ouder wordt kan het gerelateerd zijn aan specifieke zaken zoals geluid, vreemde voorwerpen etc.

o Stress ontladen.
o Pijn hebben
– Begint met een kreet met hoge toon gevolgd door luidruchtig huilen. Het gevoel dat je bij het horen van het huilen hebt is ook anders.

Vaak gaat het huilen onmiddellijk voorbij als de oorzaak aangepakt wordt. Baby’s huilen vaker tot 4 – 6 weken. Daarna gaat het vaak beter en neemt de frequentie af omdat ook langzaamaan andere methoden geleerd worden om te communiceren. Daarom is het belangrijk goed op te letten op het kind. Door al te reageren op gezichtsuitdrukkingen of ander gedrag is huilen als communicatiemethode minder hard nodig.

Het is vrij normaal dat een kind tot 3 uur per dag huilt als het 6 weken oud is. Vanaf de geboorte neemt het huilen toe totdat uien het ongeveer 6 weken oud is, dan neemt het weer af.

Als het erop lijkt dat de baby gewend raakt om te huilen om zijn zin door te drijven kan met proberen of het huilgedrag afneemt door eerst 5 minuten te wachten voordat men naar het kind gaat. Uiteraard moet men er wel zeker van zijn dat er niest serieus mis is.

Als het huilen aanhoud (langer dan 30 minuten aan een stuk) dan is er mogelijk iets mis. Het is dan verstandig om alert te zijn en te letten op andere tekenen van evt. problemen.

Wat is een huilbaby?
Een huilbaby is een baby die meer dan gemiddeld huilt en/of huilt om een onduidelijke reden. De grens tussen gemiddeld en niet gemiddeld is niet altijd even helder ook kan het natuurlijk zo zijn dat de baby wel met een goede reden huilt maar dat het bij de ouders en artsen niet bekend is waarom. Vandaar dat het moeilijk is om een echte duidelijke definitie te geven van een huilbaby. Een vuistregel is dat als een baby gedurende meer dan 3 weken, meer dan 3 uur per dag gedurende minimaal 3 dagen per week huilt (intensiever dan normaal is) en er zijn geen mdische oorzaken te vinden dan is er sprake van een huilbaby.

Kenmerkend voor een huilbaby is:
o
De baby huilt zonder dat er een reden voor aan te tonen is. (ook niet na medisch onderzoek)
o De baby schreeuwt en huilt enkele uren per dag
(soms de hele dag en nacht).
o Het is moeilijk om het huilen te stoppen
(troosten, voeden, verschonen, etc helpen niet voldoende).
o Na de 4e maand verdwijnen de klachten meestal.
o De baby heeft geen plezier in dingen die andere baby’s op die leeftijd wel leuk vinden.
o Het kind ziet er verder gezond uit (komt goed aan, eet goed etc).

Vaak is het wel zo dat er bepaalde tijden zijn waarbij het kind meer huilt. Het komt zelden voor dat een kind de hele dag en nacht huilt. De manier waarop een huilbaby huilt, is anders dan bij een baby die alleen maar huilt vanwege pijn, honger of aandacht. Een huilbaby zal veel hoger en wisselend van toon huilen. Het komt op de omgeving heftiger, zorgwekkender, pijnlijker en wellicht meer irriterend over.

Een huilbaby kan al van zich laten horen vanaf enkele dagen of weken na de geboorte (vaak na de 6e week) tot en met ongeveer de 4e maand (bij uitzondering enkele maanden langer). Naast het huilen is het gedrag en de reactie van de baby angstig en terughoudend. I.p.v. het leuk te vinden om gewiegd te worden, contact te maken met de ouders / verzorgers zijn ze wat angstig, schrikachtig en houden ze niet van bepaald contact / aanraking.

Waardoor wordt een baby een huilbaby?
Waarschijnlijk vanwege een combinatie van factoren:
o Gevoeligheid
o Omgeving
o Nog niet goed ontwikkeld zenuwstelsel.

Deze factoren maken dat prikkels intensiever ervaren worden. Naarmate de gevoeligheid verminderd en het zenuwstelsel zich ontwikkelt neemt het huilen af. Het probleem is dus een tragere ontwikkeling die vanzelf in orde komt.

Wat kan je doen om een huilbaby te helpen?
o Onderzoek:
Meestal is er niets mis, maar mocht dat wel zo zijn dan is het verstandig om er op tijd bij te zijn. Als er niks uit komt, is het wel een geruststelling voor de ouders / verzorgers.

o Goede perioden benutten:
Als het kind stil is kan men het beste tijd eraan besteden door met het kind te spelen. Voor de ontwikkeling is het namelijk gunstig om op leuke momenten tijd aan en met elkaar te besteden i.p.v. alleen op momenten wanneer een ouder / verzorger gespannen word van het huilen.

o Troosten:
Troost, knuffel, sus, wieg, etc. het kind zoveel als mogelijk. Baby’s reageren hier over het algemeen gunstig op en in ieder geval krijgen ze ook dan al de ervaring dat ook in moeilijke tijden de ouders er zijn. Probeer te achterhalen wat het kind rustig maakt.

o Babymassage:
Het kan voor zowel ouder als kind goed zijn om aan babymassage te doen, baby kan zich hierdoor ontspannen.

o Speen:
Sommige baby’s worden rustig van een speen of iets dergelijks. Zorg dan dat er altijd een bij de hand is.

o Achtergrondmuziek:
Dit kan helpen om het kind kalm te krijgen.

o Prikkels vermijden:
Probeer geluid, licht, geuren etc. te voorkomen en te beperken, huilbaby’s ervaren dit nl. sterker.

o In kaart brengen van het huilen:
Hou bij wanneer en waardoor huilbuien ontstaan of erger worden. Dit helpt om het kind te begrijpen en om meer inzicht te hebben in de ernst van het probleem.
Kan bijvoorbeeld gevoelsmatig lijken of het kind dag en nacht huilt terwijl het in feite maar een paar uur per dag huilt. Kan helpen om er beter mee om te gaan.

o Voeding:
Probeer te experimenteren m.b.t. voeding, om zo te achterhalen of het eten van bepaalde voeding het huilen kan verergeren.

Bron, klik hier.

Winter: De sneeuwman.

Een sneeuwman is een grote pop.
Heel vaak heeft hij een hoedje op.

Een sneeuwman is een witte reus.
Hij heeft een lange wortelneus.

Een sneeuwman is van sneeuw gebouwd.
Hij heeft het altijd lekker koud.

Nooit heeft hij iemand iets gedaan.
Toch moet hij altijd buiten blijven staan.

J
e snapt dat hij nooit eens niest,
terwijl het buiten zo hard vriest.

E
n dat ie nooit eens praat of lacht.
Hoewel... Wie weet... Misschien.. Vannacht.

Maar nee hoor. Hij beweegt zich nooit.
Hij blijft altijd maar staan totdat het.......


Spookje

Dit heb je nodig:
- Mandarijn
-
Zwarte viltstift
-
Elastiekje of lint

-
Wit servetje (of witte doekjes)

- Mandarijn, krentenbol, lolly etc.

Beschrijving.
Vouw het servetje open en leg het mandarijntje / krentenbol of lolly in het midden. Vouw het servetje dicht en bind hem onder het mandarijntje dicht met een elastiekje. Teken op het ontstane bolletje een gezichtje en je spookje is klaar. Je kan natuurlijk ook een stuiterbal of iets dergelijks gebruiken als hoofdje.

Wiegedood

De plotselinge wiegendood, of "sudden infant Death Syndroom" (SIDS), is ongetwijfeld een van de meeste dramatische dingen die jonge ouders kan overkomen. Een goed verzorgde gezonde baby wordt naar bed gebracht en even later niet ademend in het bedje aangetroffen. Hij is soms wel enigszins van houding veranderd, maar gesparteld heeft hij niet. Hij is volkomen rustig in zijn slaap overleden.

Behalve door het verlies van hun kind, de vraag waarom, worden ouders ook vaak gekweld door schuldgevoelens.
- Is het kind gestikt?
- Had het kind te vlug gedronken?
- Was hij misschien toch echt ziek?
- Hadden we dit kunnen voorkomen?


Het antwoord op al deze vragen is kortweg: NEE.
Wiegendood is niet te voorkomen en niemand treft dan ook enige schuld. Als een baby gestikt zou zijn, is dat aan te tonen. Maar stikken komt zeer zelden voor.

Een van de theorieën over de oorzaak van wiegendood is, dat tijdens de eerste fase van de slaap het kind zodanig diep ontspannen raakt, dat de ademhalingsspier te veel verslapt en ophoud met functioneren. Maar duidelijke oorzaken zijn nog niet aan te wijzen. Gelukkig is wiegendood zeldzaam; het komt één keer op de tweeduizend baby's voor en dan voornamelijk bij baby's van rond de twee, drie maanden.

Hoe vaak komt wiegendood voor?
In Nederland overlijden jaarlijks ongeveer 25 baby's aan wiegendood in hun eerste levensjaar. Dat is ongeveer 1 op de ca. 7000 levend geboren kinderen. Nederland heeft de laagste wiegendoodsterfte van West-Europa. In het begin van de jaren 80 stierven er nog jaarlijks 250 baby's aan wiegendood.

Belangrijkste risicofactoren zijn:
- Slapen op de buik.
- Warmtestuwing.
- Onveilig bedmateriaal.
- Adembelemmering.
- Roken door de moeder.

Als een baby een minder goede conditie heeft moeten deze risicofactoren tot een minimum beperkt worden.

Hoe kan het risico op wiegendood verminderd worden?
1) Leg de baby altijd op de rug te slapen.
Het veiligst slaapt een baby op de rug. Uit zijligging rolt een baby al na een paar weken gemakkelijk op de buik. Leg een baby nooit op de buik te slapen. Soms is er een reden om van dit advies af te wijken. Doe dat alleen in overleg met uw arts. Aarzel ook niet om naar de dokter te gaan als u denkt dat uw kind een huilbaby is. Huilbaby's lopen extra risico, omdat ze vaker op de buik worden gelegd.Het is wel goed om het kindje regelmatig op de buik te leggen als het wakker is en er iemand op let. De baby enkele malen per dag een kwartiertje laten ontdekken en oefenen bevordert de motorische ontwikkeling. Als een oudere en gezonde baby zich eenmaal vlot om en om kan draaien, en bij het slapen zelf kiest voor buikligging is het niet zinvol daar tegenin te blijven gaan. Let er dan wel extra op dat het bedje veilig is.

Het is wel belangrijk erop te letten dat een baby geen voorkeurshouding ontwikkelt. Bij borstvoeding ligt de baby afwisselend naar links of rechts gedraaid. Wissel daarom ook bij flesvoeding van arm. Leg de baby in rugligging vanaf het begin met het hoofdje afwisselend naar links en naar rechts. Draai desnoods het bedje, zodat het licht van de andere kant invalt; of hang afwisselend links en rechts een aandachttrekkend voorwerp op. Ga tijdig naar de dokter als de baby met het hoofdje toch maar één kant op wil.

Vergeet vooral niet de baby overdag enkele keren onder toezicht op de buik en de zij te laten oefenen. En je kind regelmatig knuffelen en het daarbij overeind houden en bij voorbeeld tegen je schouder laten liggen is ook meteen afwisseling van houding.

2) Voorkom dat de baby te warm ligt.
Dekbedjes zijn vaak te warm en daardoor riskant voor kinderen tot twee jaar. Bovendien liggen ze los. waardoor een baby er gemakkelijk onder kan geraken. Deken en lakentje, rondom ingestopt, of een trappelzak zijn veel veiliger dan een dekentje in een dekenhoes. Dek een baby die koorts heeft minder toe dan u gewoonlijk doet. Laat een baby nooit met bedekt hoofd slapen. De aanbevolen slaapkamertemperatuur is 15 á 18 graden.Kleed ook overdag de baby niet te warm. Een zwetende baby is foute boel. Let altijd op het weer, de kamertemperatuur, warme zon, de kachel in de auto, etc.

3) Zorg voor veiligheid in wieg of bed.
Een babybedje moet in Nederland aan bepaalde veiligheidseisen voldoen, onder meer voor wat betreft ventilatie (nooit een gesloten bak!) en afstand tussen de spijlen. Gebruik in wieg of bedje geen zacht materiaal. Geen zachte matras, geen kussens, geen hoofdbeschermer, geen dekbedje, geen plastic zeiltje - ze kunnen de ademhaling belemmeren.

Maak bij gebruik van een dekentje het bed zo op dat de baby met de voetjes zo goed als tegen het voeteneind ligt. Een passende trappelzak is beter. Dan blijft het hoofdje onbedekt.Voor een baby in een gewatteerde trappelzak is een deken overbodig. Bij een ongewatteerde is vaak een dunne deken nodig, maar maak deze dan ook laag op en gebruik de deken dwars over het voeteneind en stop hem rondom goed in. Combineer dit nooit met een dekbed!

4) Blijf bij de baby in de buurt.
Laat de baby als het even kan zeker het eerste halfjaar bij de ouders / verzorgers op de kamer slapen. Houd dat ten minste vol tot de baby zich vlot om en om kan draaien. Laat hem ook overdag in uw nabijheid slapen op een rustige plek, maar gebruik liever niet de box als slaapplaats. De natuurlijke waakzaamheid van de ouders verlaagt het risico. Slaap echter nooit met de baby in één bed, dat is zeker tot 4 maanden, in geval van rokende ouders zelfs langer, riskant gebleken. Neem bij medicijn-, alcohol- en drugsgebruik en bij (over) vermoeidheid nooit een baby in bed.

5) Houd de baby rookvrij.
Roken, tijdens de zwangerschap en erna, is slecht voor moeder en kind. Het wiegendoodrisico loopt op, maar ook levenslange gezondheidsschade kan het gevolg zijn. Een huis waar niet wordt gerookt is het beste voor de baby.Wie echt niet kan stoppen, kan het risico wel iets beperken door zo min mogelijk te roken. Houd in ieder geval de babykamer rookvrij, maar laat ook in andere omstandigheden de baby niet meeroken. Denk bijv. aan de auto. In een vertrek kan rook wel acht uur blijven hangen. Lucht (ook wanneer niet gerookt word) regelmatig de kamer waar de baby slaapt.

6) De ouders bij voorkeur borstvoeding laten geven,een fopspeen achter de hand houden.
Borstvoeding werkt beschermend en is risicoverlagend. Ook verstandig gebruiken van een fopspeen draagt bij. Wacht echter bij borstvoeding met een fopspeen tot het voeden probleemloos verloopt. Bij flesvoeding kan meteen worden begonnen. Zorg altijd voor schone spenen en gebruik ze met mate, bijv. alleen voor het inslapen en als er serieus getroost moet worden, dit moet dan wel consequent. Bouw na een half jaar af tot alleen voor het inslapen. Stop met het gebruik als de baby een jaar is.

7. Gebruik geen geneesmiddelen met slaapverwekkende bijwerking.
Sommige geneesmiddelen zijn gevaarlijk voor baby's. Ze kunnen een baby te diep laten slapen. Moeders die borstvoeding geven, moeten deze medicijnen ook vermijden. Lees altijd de bijsluiter en raadpleeg bij twijfel de dokter.Wees altijd terughoudend met medicijngebruik bij baby's en peuters. Van de uitwerking van medicijnen op baby's is vaak te weinig bekend. Grijp ook niet lichtvaardig naar zogeheten drogistenmiddeltjes - de effecten zijn over het algemeen twijfelachtig en in combinatie met medicijnen kan risico ontstaan. Overleg altijd met uw dokter. Geef een baby ook geen honing, want honing kan sporen bevatten van een voor een baby levensgevaarlijke bacterie!

8) Let op rust en regelmaat.
Baby's zijn gevoelig voor verstoring van rust en regelmaat. Reizen, drukke visites, logeerpartijen en allerlei andere ongewone gebeurtenissen brengen een zuigeling gemakkelijk van slag. Een verstoorde slaap kan het gevolg zijn. Dit geldt in bijzondere mate voor zogenaamde huilbaby's. Beperk onrustige situaties in het eerste levensjaar. Vertel dat ook anderen die de zorg al dan niet tijdelijk overnemen.
Bronnen, klik hier en hier.

School, Billen vegen.


Jantje vraagt aan de juf:
“Hoe veeg jij je billen af?”.

Juf: “Met mijn rechterhand”.

Jantje: “Bah, ik met wc-papier”.

Sneeuwman / sneeuwpop

Materiaal:
o
Tekening van een sneeuwman
o Witte en evt. blauwe
en gele watten
o Lijm (pritt of velpon)
o Stiften


Voorbereiding.
* Tekening van een sneeuwman voor alle kinderen uitgeprint.
* Witte, blauwe en gele watten ingekocht.
* Genoeg lijm voor de kinderen.

Beschrijving.
Er word begonnen met het kleiner maken van de watten. Als leider geef je ieder kind een aantal witte watjes. Het is de bedoeling dat de kindjes deze in kleine stukjes trekken. Als dat gedaan is geef je als leidster aan ieder kind een tekening van een sneeuwman. Vergroot de tekening helemaal aan het eind van deze tekst op een A4-tje.

Als ieder kind de tekening heeft is het de bedoeling dat de onderste en middelste cirkel ingelijmd wordt met pritt of velpon. Als er lijm op het blad is, kunnen de kindjes de cirkels beginnen vullen met de kleine stukjes wat.

Als begeleiding kan er evt. bovenaan het blad wolkjes worden getekend. De kindjes kunnen deze dan ook in lijmen en vol plakken met blauwe watjes. Als je ook gele watjes hebt, kan er ook een zon bij getekend worden. Dit kan de begeleidster doen, maar als de kinderen dit zelf zouden kunnen doen mag dit uiteraard ook.

dinsdag 1 april 2008

Peuterpuberteit

Wat is peuterpuberteit?
De een noemt het de
"Ik-ben-2-dus-Ik-zeg-Nee fase",
de ander noemt het "terrible two’s",
maar het word eigenlijk de peuterpuberteit genoemd.
Puberteit is kort samengevat een fase waarin een kind grenzen verkent, zich losmaakt en op eigen benen probeert te staan
(een eigen identiteit zoekt).
In feite maakt je kindje rond 2 jaar zo’n soort fase door.
Hij krijgt een eigen willetje en laat dit ook merken..

Het kind merkt dat sommige dingen niet mogen, of geaccepteerd worden door de omgeving. Het kind merkt dat hij een reactie krijgt op zijn gedrag. Het kind is koppig en heeft regelmatig driftbuien.
Het aantal buien neemt af zodra de peuter beter kan praten.
Rond 4 jaar is het kind heel wat rustiger, deze fase is positief.
De peuter wordt zelfstandig genoeg om de wereld alleen tegemoet te treden. Hieronder volgen verschillende tips over hoe om te gaan met driftbuien. Natuurlijk is ieder kindje anders van aard en je moet uitvinden wat bij jouw kindje het meest effectief is.

Wat doe ik als mijn peuter koppig is.
Als de koppige momenten niet te hevig zijn, kan je het kind het beste even negeren. Vaak draait het kind dan vanzelf weer bij. Wanneer het kind echt te ver gaat, maak dat dan meteen duidelijk. Blijf consequent en duidelijk, nee is nee. Geef het kind de ruimte om alles zelf te proberen: eten, zijn broekje optrekken, etc. Moedig zijn pogingen aan. Dat geeft het kind zelfvertrouwen. Tracht altijd de focus van je aandacht te leggen bij het positief stimuleren (prijs het kind wanneer het iets goed doet) en niet de nadruk te leggen op de negatieve dingen die het kind doet. Leidt het kind af of probeer negatief gedrag om te zetten in positief gedrag, bijv. wanneer je kind met speelgoed gooit, zeg dan bijv., ach, het beertje wil niet op de grond, het wil graag voor het raam zitten. Wanneer het kind het opraapt en wegzet voor het raam, prijs hem dan. Doe het evt. samen met je kind, wanneer het protesteert.

Wanneer of waarom wordt mijn peuter driftig?
Als het kind iets niet mag of kan of juist moe of ziek is. Ook bij een onbekende situatie of te hoge eisen kan dit voorkomen. De peuter kan zijn gevoelens nog niet uitleggen en wordt hier heel boos om. Je merkt het gelijk: Het kind laat zich op de grond vallen, slaat met zijn armen en/of schopt met zijn benen, of bonkt met zijn hoofd op de grond.

Wat doe ik als mijn peuter driftig is?

o Tijdens de bui is het kind moeilijk te kalmeren. Zorg dat het zichzelf of zijn omgeving niet beschadigt. Bij een driftbui raakt het kind overspoeld door emotie: woede. Het heeft geen beheersing over zichzelf en doet dingen die hij anders nooit zou doen. Dat is een angstige ervaring. Na afloop kan hij helemaal ontredderd zijn en zich gedragen alsof hij weer een beetje baby is.
o Laat het kind rustig uitrazen. Bij sommige kinderen werkt beetpakken kalmerend, maar de meeste worden er nog razender van. Andere kinderen kalmeren weer beter door ze even in afzondering te plaatsen.
o Schopt het kind, slaat het kind of gaat hij dingen kapotmaken, stel dan duidelijke grenzen. Geef zeker niet toe. Dat geeft het kind de indruk dat hij met een driftbui iets kan bereiken. Maak duidelijk dat hij aanvaard wordt, maar niet zijn boosheid.
o Schud het kind nooit door elkaar om het te kalmeren. Dit helpt niet en kan zelfs gevaarlijk zijn.
o Na afloop troosten. In zijn ontredderde toestand kan hij wel wat troost gebruiken, ook al was de aanleiding tot de driftbui een conflict met jou als ouder / verzorger of begeleidster.

Wat moet ik NIET doen als een peuter een driftbui heeft?
-
Het is soms moeilijk om je als ouder / verzorger te beheersen want woede is besmettelijk. Maar wordt zelf niet kwaad en ga niet schreeuwen. Dat zal het kind alleen nog woedender te maken.
- Ga niet redeneren of tegensputteren.
Drift is niet vatbaar voor rede.
- Niet straffen, of juist belonen door hem zijn zin te geven. Je moet voorkomen dat een driftbui kan gaan dienen om aandacht te krijgen.
- Wanneer je als ouder / verzorger in omstandigheden verkeert dat de driftbui je in verlegenheid kan brengen, ga hem dan niet extra voorzichtig behandelen. Daardoor plaats je het kind in een machtspositie. Dat is beslist niet goed voor jou als ouder / verzorger of voor het kind. Bovendien geeft onduidelijkheid en inconsequentie in regels een onveilig gevoel bij het kind.

Hoe verandert de peuter snel van gedrag?

o
Leid het kind af. Bij jonge kinderen lukt dit redelijk makkelijk. Gooit je kind in huis met spullen, wijs dan naar iets leuks op tv of in een boekje.
o
Negeer het kind. Jij als ouder / verzorger hoeft niet altijd op alles te reageren. Gebruikt het kind lelijke woorden (die het vaak zelf niet snapt), dan kan je daar maar beter geen aandacht aan schenken. Er wel aandacht aan geven lokt soms nog extra negatief gedrag uit.

o
Laat het kind de gevolgen van zijn gedrag ondervinden. Is het koud buiten en weigert het kind om handschoenen aan te doen, laat het dan de last ondervinden van het niet-luisteren.
Doe dit niet in een gevaarlijke situatie.
o
Corrigeer het gedrag. Moedig het gewenste gedrag aan. Neemt het kind iets af van zijn broertje, zeg dan dat het daar eerst om moet vragen.
o
Beloon of bevestig het kind als het dit goed doet!

Bron, klik hier.

Karton estafette

Benodigdheden: Karton
Aantal spelers: 4 en meer
Voorbereiding : Vier stukken karton knippen
Leeftijd: 4+
Soort: Race

Knip van te voren vier grote stukken karton (bijvoorbeeld 4 vierkanten van hetzelfde formaat). De spelers worden in twee groepen en zet ze in een rij. Iedere rij krijgt twee stukken karton. Bij de start wordt één stuk op de grond gelegd, hierop gaan ze staan. Het andere stuk karton hebben ze nog in hun handen. Wanneer ze op het eerste stuk karton staan, leggen ze het volgende stuk alvast neer. Dan nemen ze een stap naar boven en staan op het tweede stuk karton. Het eerste stuk karton wordt weer gepakt en weer naar voren gelegd. Net zolang totdat het afgesproken parcour is afgelegd. Het spreekt voor zich, dat de spelers alleen maar op het karton mogen staan/lopen. De rij die het eerste in zijn geheel het parcour heeft afgelegd, heeft natuurlijk gewonnen.

Krentenbol

Dit heb je nodig:
-
Krentenbollen
- Mesje
- Gekleurd papier.

Beschrijving.
Bij de spin;
Neem het patroon van de spinnenpoten acht keer over op zwart karton (of print dit uit). Let wel goed op de stippellijnen, want hierop worden de poten omgevouwen. Plak vier poten kruislings op elkaar. Snijd de zijkanten van de bol in met een mesje zodat de poten ertussen passen. Neem nu nog het patroon van de ogen over op wit karton. Knip ze uit en kleur ze zwart. Maak bovenop de krentenbol een kleine inkeping en zet de ogen erin.
klik hier, voor het plaatje van de spin.

Bij de olifant;
Neem het patroon van de olifantenoren twee keer over op grijs karton (of print dit uit). Draai het patroon hierbij om zodat je een linker- en een rechteroor krijgt. De slurf wordt uit dezelfde kleur karton geknipt als de oren. Voor de ogen word wit karton gebruikt. Plak de ogen vast op de aangegeven stippellijn van de slurf. Vouw de slurf om op de vouwrand. Snijd de krentenbollen aan beide zijkanten in met een mesje, doe de olifantenoren ertussen. Maak een sneetje aan de bovenkant van de bol om daarin de slurf met de ogen te steken. Klik hier, voor het plaatje van de olifant.

Dieren, Dolfijn.


Een dolfijn komt tijdens het zwemmen
een andere tegen, die heel blij kijkt.

Deze zegt”Ik vind het hier dol – fijn.”.

6 tips om een babykamer veiliger te maken.

Ook al ligt een baby in zijn bedje, het kan geen kwaad om de babykamer zo veilig mogelijk te maken om zo ongelukjes te voorkomen.Sommige tips zorgen er niet voor dat een ongeluk voorkomen wordt maar als er een ongeluk(je) gebeurt, dat deze minder erge gevolgen heeft. Er moet wel toegeven worden dat dit even belangrijk is, want een ongelukje is snel en vlug gebeurt:

Tip 1: Zorg voor veilige stopcontacten.
Het kan altijd eens gebeuren dat de baby rond gaat kruipen of lopen op de kamer omdat de ouder / verzorger bijv. de babykleertjes wil wegleggen of het bedje op moet maken.

Tip 2: Neem niet-giftige materialen.
Baby’s zitten overal aan, ook met hun mondje!
Het is dus belangrijk dat materialen zoals verf, kasten, behang, decoratie, … gemaakt zijn van materiaal dat niet giftig is voor baby’s

Tip 3: Kijk de kamer na, naar onveilige hoeken.
Op elke kamer zijn er wel enkele plaatsen die een scherpe hoek hebben en dan is het zaak deze te verwijderen. Je kan dit doen met speciale plastieken verzetjes die in elke baby speciaalzaak te koop zijn. Zoek niet enkel naar hoekjes aan de kastjes of meubeltjes maar ook bijvoorbeeld plinten, schouwen, deuren,…

Tip 4: Plaats de babyfoon uit bereik van je baby.
Dit lijkt een heel eenvoudige tip en voor de hand liggend dat het raar is dat deze toch veel in de wind geslagen wordt omdat bij het plaatsen van een babyfoon enkel let op een goede ontvangst. Ook het feit dat een baby vlug groeit en dus een maandje later aan en bij plaatsen kan, waar het voorheen niet bij kon, speelt een rol.

Tip 5: Een goede vloer: hygiënisch en niet glad.
Een goede vloer op de babykamer moet makkelijk te reinigen zijn maar mag ook niet glad zijn. De ouder / verzorger wil er niet aan denken, aan het feit dat het kind in de armen van diegene ligt en dan een val maakt. De vloer moet dus veilig zijn met elk soort schoeisel waarmee iemand binnenkomt. Want bijv. ’s nachts kan men als ouder / verzorger blootsvoets in de kamer lopen en bijv. overdag misschien gladde schoenen of kousen aan hebben.

Tip 6: Plaats een brandalarm en rookalarm.
Dit is aan te raden voor het hele huis maar zeker op de babykamer omdat een baby nog minder tegen de rook kan dan een volwassene. Een goed onderhouden en gekeurd alarmsysteem zal niet of weinig nutteloos alarm geven en mocht het toch gebeuren weegt dit niet op tegen wat er kan gebeuren als het toch zou branden of rookontwikkeling zijn op de kamer.


Heb je als ouder / verzorger reeds een babykamer dan kan het handig zijn om bovenstaande tips even te controleren want een ongelukje zit soms in een klein hoekje!
Bron, klik hier.

Lichaam: Vingertjes.

Naar bed, naar bed, zei Duimelot.
Eerst nog wat eten, zei Likkepot.
Waar zal ik het gaan halen, zei Lange Jan.
Uit Grootmoeders Kastje, zei Ringeling.
Dat zal ik verklappen, zei 't kleine ding.

Peuter: Geef elkaar de hand.

Geef elkaar de hand en kom achter mij.

Wij lopen naar de tuin in een lange rij.