Meestal wordt dyslexie omschreven als 'niet goed kunnen lezen'. Dit is een breed begrip want als je het alfabet niet leert kun je ook niet goed lezen. Dyslectische mensen hebben moeite om van letters en woorden op papier spraakklanken te maken. Oftewel: Je ziet een woord maar kan het niet meteen hardop zeggen.
Wat is dyslexie precies.
Kinderen met dyslexie hebben moeite met lezen en spellen. Ze herkennen woorden niet en lezen woorden daarom bijna letter voor letter. Het is moeilijk om van die letters één woord te maken en om van alle woorden een vloeiende, logische zin te maken. Daarom is het voor dyslectische kinderen ook moeilijk om te begrijpen wat er in een zin staat en wat er precies bedoeld wordt. Want als je wilt begrijpen wat een zin betekent, is het belangrijk dat je vloeiend kan lezen. Hier hebben ze moeite mee, maar proberen toch snel te lezen. Vaak zie je dan dat ze woorden over slaan. Of ze lezen een woord dat er niet staat, maar waarvan ze verwachten dat het woord er staat. Ze gokken eigenlijk wat er staat. Docenten denken daardoor vaak dat kinderen niet goed kijken, maar dyslectische kinderen mankeren niks aan hun ogen. Het probleem ligt eigenlijk 'achter de ogen'. Ze kunnen wat ze zien niet goed omzetten in gesproken woorden.
Letters verwisselen.
Vaak verwisselen dyslectische kinderen letters die op elkaar lijken, zoals de b en de d. Ze hebben moeite te onthouden welke letters bij welke klanken horen. BOEK kan dan worden gelezen als DOEK of MELK als WELK. Ook gebeurt het dat letters die ongeveer dezelfde klank hebben door elkaar worden gehaald, zoals de v en de f. Vers fruit wordt dan vers vruit of fers fruit.
Hoe komt het?
Te maken met 'Automatiseren' van lezen.
Bij dyslectische mensen is het lezen niet goed geautomatiseerd. Het is alsof ze alle woorden voor de eerste keer zien. Dat komt níet omdat ze niet kunnen leren. Dyslexie is een aangeboren afwijking in bepaalde gebieden van de hersenen. Daardoor gaan de hersenen anders met taal om en wordt het lezen niet goed geautomatiseerd. Het lezen gaat niet 'automatisch'.
Linker en je rechter hersenhelft.
De rechter hersenhelft zorgt (onder andere) voor het verwerken van nieuwe indrukken. Alles wat je voor het eerst ziet of voelt of hoort of meemaakt. Als dat gebeurd is, sla je dat op in je linker hersenhelft. Zodat wanneer je datzelfde wéér ziet, voelt of hoort of meemaakt, je het meteen herkent. Je linker hersenhelft is dus een soort bewaarplek. Je bewaart er herinneringen. Als je nu het woord voor de tweede keer ziet, weet je het gelijk en hoef je het niet meer te spellen.
Bij dyslectische mensen gaat er met taal iets mis tussen die twee hersenhelften. Een nieuw woord wordt wel verwerkt door de rechter hersenhelft, maar daarna wordt het niet doorgegeven aan de linker hersenhelft. Het woord wordt niet bewaard. Daardoor lijkt het de volgende keer weer nieuw, want de linker hersenhelft herkent het niet. Je moet het weer spellen.
Hoe herken je dyslexie?
De kenmerken van dyslexie, de meeste kinderen met dyslexie:
o Hebben moeite met lezen in vergelijking met hun leeftijdsgenoten. Ze lezen letter voor letter, haperen als ze voorlezen of gokken welk woord er staat.
o Hebben hier door ook een hekel aan lezen
o Hebben moeite met het uit elkaar houden van klanken en de letters die daarbij horen (bijv. f en de v)
o Hebben moeite met het uit elkaar houden van letters en de klanken die daarbij horen (bijv. boek en doek)
o Spreken en schrijven in korte zinnen
o Schrijven woorden zoals ze klinken, bijv. niet 'de' maar 'du'
o Maken meer spellingsfouten / schrijffouten dan leeftijdgenoten
o Hebben een moeilijk leesbaar handschrift
o Hebben moeite met het onthouden van rijtjes en tafels
o Hebben bij rekenen moeite met de positie van cijfers, bijv. 13=31
o Hebben tijdsproblemen bij het nauwkeurig lezen van een opgave
Daarnaast hebben sommige dyslectische kinderen een negatief zelfbeeld omdat ze veel fouten maken. Voor lees- en spreekbeurten en proefwerken zijn dyslectische kinderen vaak erg zenuwachtig
Wat is eraan te doen?
Het gaat nooit helemaal over! Gelukkig kan er wel veel gedaan worden om het probleem zo klein mogelijk te maken:
- Kinderen kunnen op school elke week een uur apart les krijgen, waarna ze thuis elke dag een half uur oefenen. Met deze oefeningen leren ze vooral welke klanken bij de letters horen. Daarnaast wordt er per dyslectisch kind bepaald voor welke gebieden hij/zij extra hulp krijgt.
- Flitskaarten: Dit zijn kaarten met daarop een klank, zoals de ‘p’ of de éu. De kinderen moeten die kaarten één voor één bekijken en hardop zegen wat ze lezen. Een leraar of ouder slaat de kaartjes om en controleert of het goed is.
- Tastkaart: Zo leert men de letters en woorden niet alleen door te kijken maar ook te voelen.
- Computeroefeningen: Zodat de beide hersenhelften aan het werk gezet worden.
- Accepteren: Dat het niet meer overgaat. Belangrijk dat de familie, omgeving etc. weten dat iemand dyslectisch is en hier rekening mee houd.
o Dyslexie komt voor bij kinderen maar ook bij volwassenen.
o Dyslexie komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes.
o Bij sommige mensen is dyslexie erfelijk. Dan kunnen er in één familie meerdere mensen dyslectisch zijn.
o Fabel dat dyslectische mensen creatiever zijn dan andere mensen.
o Boeken over dyslexie: “Slim en toch moeite met lezen en spellen?” van Alja de Bruin-de Boer en “Ik ben niet bom maar dyslectisch!” van Edhupkens en Eleonoor van Gerven.
Bron, klik hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten